hallo beste collega, tof om zo mensen neer te halen, tfeit dat je je zo afreageert op mensen maakt van jezelf een slecht mens. Doe dan in het vervolg geen vakantiejob meer. Je klaagt dat je de vuile werkjes moest doen, wel je kan niet verwachten dat je als vakantiejob de boekhouding moet doen. En de drukkerij een beschutte werkplaats noemen, vind ik absoluut denegrerend (sic) voor de mensen die er werken. Met zo’n menbtaliteit (sic) ga je allesinds (sic) niet ver graken (sic). Als jij geen respect toont voor anderen en hun werk, dan kun je ook niet verwachten dat je respect van hen zult krijgen. […]

Bovenstaand bericht kreeg ik zaterdagavond in mijn mailbox. Geheel anoniem. Nu kan ik daar eigenlijk twee dingen mee doen. Ofwel gewoon verwijderen en doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is, ofwel verschaf ik enige toelichting. Als vredelievend burger en deelgenoot van deze Belgische democratie kies ik voor de laatste optie m.n. toelichting verschaffen.

Het euvel situeert zich bij de posts over mijn vakantiejob (cf. De vloer). Ik haalde er ongegeneerd en vooral zonder enige morele bezwaren mijn collega’s door het slijk. Volledig onterecht zo blijkt. Net zoals die autochauffeur die mij eergisteren een middelvinger toonde omdat ik niet snel genoeg reed. Maar goed, humor is een geval apart. Je zegt dingen om te lachen, niet om mensen belachelijk te maken*.

In ieder geval deed bovenstaand bericht mij serieus nadenken over de vrijheid van meningsuiting (art. 19 GW) ofte “het recht om aan zijn filosofische, godsdienstige, politieke, persoonlijke of ideologische overtuiging uiting te geven in woorden, geschriften of gedragingen”**. Schrijnend vind ik dat, het niet meer luidop mogen denken noch zwart op wit schrijven wat ik denk. Ondanks dat ik niet aanzet tot haat of discriminatie, noch misbruik maak van datzelfde recht.

Iets wat trouwens in strijd is met de vrijheid van drukpers (art. 25 GW). Dit artikel bepaalt dat de censuur nooit kan worden ingevoerd en geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Tenzij ik zondigde aan “a) een uiting van een strafbare mening, door b) middel van gedrukte en c) bekendgemaakte geschriften”°. Ook dit is niet het geval. Het meedelen van een feit of het verstrekken van een inlichting kan nooit een drukpersmisdrijf zijn.

Zelfs art. 10 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) waarborgt de vrijheid van meningsuiting. Het gaat daarin zelfs nog verder dan de Belgische Grondwet en stelt: “Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmening van overhidswege en ongeacht de grenzen. […] De vrijheid van expressie en informatie vormt een fundamentele pijler voor een democratische rechtsstaat. Deze vrijheid houdt, volgens de Straatburgse instanties, ook in dat er plaats moet zijn voor inlichtingen en denkbeelden die ergeren, shockeren of verwarring kunnen zaaien; zonder botsing van ideeën is er geen pluralisme, verdraagzaamheid en openheid van geest.”°°

Tot hier de juridische zijde van mijn betoog. Moreel gezien ben ik hoogstwaarschijnlijk wél over de schreef gegaan. Al valt zelfs daar nog serieus over te discussiëren. Los van alles bied ik wél mijn oprechte excuses aan. Aan iedereen die ik gekwetst heb met mijn neergeschreven gedachten, aan iedereen die zich aangesproken voelde, aan iedereen die meeheult tégen de vrijheid van drukpers/vrije meningsuiting/vrijheid van gedachten, aan Bert Anciaux, én aan de burgemeester van mijn geboortedorp omdat ik zijn dorp in mijn vorige post een ‘klotehol’ heb genoemd. De priester kan echter mijn kloten kussen.

De slotsom van dit alles is dat de teneur van de opendebatcultuur met zich meebrengt dat iedereen op de tippen van zijn lange tenen leeft. Gesnoerde monden, dat is blijkbaar wat we nodig hebben. Lang leve de situaties van voor 1830, off with those heads! Als dit een goede voorspeller is van wat er in de toekomst -laat ons beginnen met 8 oktober 2006- nog moet komen, dan hou ik vanaf nu mijn hart vast.

*RENSON, I., Grenzen aan de vrije meningsuiting: een interview met Etienne Vermeersch. In: De Tijd, 8 jan. 2005.
**VANDE LANOTTE, J., GOEDERTIER, G., Overzicht Publiekrecht. Brugge, Die Keure, 2003, p.489.
°VANDE LANOTTE, J., GOEDERTIER, G., idem, 2003, p.499.
°° VANDE LANOTTE, J., GOEDERTIER, G., idem, 2003, pp.502-504

Eiland

augustus 9, 2006

We zijn nu bijna twee weken verder en nog steeds ervaar ik het gevoel een indringer te zijn op mijn vakantiewerk. Iedereen lijkt op zijn eigen eiland teruggetrokken en er heerst een benepen kliekjesgeest. Wat ik overigens wel kan verstaan, maar momenteel loopt het de spuigaten uit.

Van babbelen naar fluisteren als ik binnenkom, van met z’n drieën te staan keuvelen en naar mij (al lachend) kijken. Ik heb een lichtbruin vermoeden dat het gaat om het feit dat ik geen extra uren wil kloppen en stop wanneer mijn shift erop zit. Maar goed, dat heeft voornamelijk te maken met het geprofiteer van ‘mijn overuren’ in het verleden. Aka: ze niet uitbetaald krijgen en dat vermijd ik liever een tweede keer.

In elk geval: het hoeft niet te verwonderen dat ik blij zal zijn als het gedoe er helemaal op zit. Pffft.

De vroege shift

augustus 8, 2006

  1. de klok lijkt iets sneller te tikken, te wijten aan:
    * het zien opkomen van het daglicht (zon is (te) veel gezegd)
    * mijn nieuwe ‘jobfunctie’
  2. gigantische rugpijn door mijn nieuw takenpakket
  3. doodmoe door verandering van uren: van 05.00 tot 12.30

De klok

augustus 2, 2006

De klok tikt nergens trager dan op het werk. Op een bepaald moment dacht ik zelfs dat de batterijen van dat ding plat waren. Of de wijzers stuk. Totdat mijn polshorloge de bevestiging gaf. Het was inderdaad nog maar 09h00. Über-scheiss.

Ik voel trouwens de laatste tegenprutteling van mijn innerself bij mijn schamel arbeidersbestaan. Eens ook dat laatste restje van verzet weg zal zijn, zal ik hier waarschijnlijk niets meer te vertellen hebben. Silence kills the revolution! Maar goed, vooraleer we zo ver zijn, nog eventjes wat collegae en mijn eerste indruk:

  • collega 5: de mama van de hele bende. Wist mij op mijn eerste werkdag wat op te vangen en blijft me sindsdien wat bemoederen. Komt als enige elke dag vragen hoe het gaat en beseft dat vriendelijkheid geen geld kost.

  • collega 6: net terug uit verlof (vanwaar haalt ze anders het enthousiasme om dergelijk werk te verrichten?). Ze is blond, waarmee ik niets wil insinueren, zwanger (hypothetisch) en rookt. Ofwel wil ze een astmathische baby ofwel heeft ze gewoon een buikje. Ik ben er nog niet uit.

  • collega 7: ik noem haar steeds met een koosnaampje in gedachten. Grotendeels door het feit dat ze me doet denken aan een lerares die in de jury zat bij de verdediging van mijn eindwerk in het middelbaar. Vandaar de bijnaam waarschijnlijk. Ze kan overigens geen Frans, waardoor ik van tijd tot tijd eens de tolk moet spelen.

  • collega 8: de andere jobstudent. Staat aan een machine en bijgevolg nog niet echt veel contact mee gehad. Behalve dan wanneer hij me eventjes nodig heeft om zijn machine te poetsen. Hij heeft duidelijk ook door met wat voor een klotejob hij een maand zit opgezadeld, maar heeft zich er al bij neergelegd.

De jobfunctie

augustus 1, 2006

Ik hoef het alvast niet te verbloemen, noch verromantiseren. Mijn jobfunctie is allesbehalve spannend en vernieuwend. Ten eerste: de omgeving. Beeld je een beschutte werkplaats in en datgene wat gehandicapten er mogen doen en you have pretty much it (met alle respect voor de mensen die er werken). Na twee dagen 7 uren en een half geklopt te hebben kan ik alvast, zonder vertekening, meedelen wat voor ’n werk ik moet doen.

Papier moet ik stapelen in pakjes van 500, dertien rijen hoog. 149500 velletjes per pallet dus. Let wel: de vellen papier hangen per twintig aan elkaar. Een getrainde armspier is met andere woorden geen sinecure. Daarnaast zijn er ook de promotiedeurhangers waarvan ik telkens dat cirkeltje eruit moet duwen. Stel je een band voor, waar dat papier aan een niet geringe snelheid voorbijraast en je die cirkeltjes moet uitduwen. In stapeltjes weliswaar (waarbij je ze niet te dik mag nemen), want alles komt hier in stapeltjes.

De zekerheden:

  1. een pijnlijke rug, en dito vingerkootjes en handspieren;
  2. snijwondjes aan de vingers en in de plooi tussen duim en wijsvinger;
  3. het is er een beschutte werkplaats, maar dan met capabeler volk (desondanks: respect voor de mensen die dat dag in dag uit doen. ik zou het niet kunnen);
  4. na mijn twee werkweken zet ik daar nooit geen voet meer binnen;
  5. ik koop nooit nog dingen waarop staat -0,40€

noot: na een klacht over de inhoud van en het woordgebruik in deze post wil ik benadrukken dat alles met een nodige korrel zout opgevat moet worden. Voor meer info kan je hier terecht.

What a day. De eerste werkdag in de industriële drukkerij overleefd. Om 08h00 zwaaide ik de deur ginder open, en om 15h30 zwaaide ik ze nog opgeluchter terug dicht. Moe als ik ben, beperk ik me tot een summier overzicht van de eerste indruk die mijn nieuwe collega’s me bezorgden.

  • collega 1: Een soort papa-figuur, maar aan de andere kant ook niet. Nogal bruin van velleke, getrimd ringbaardje en draagt twee trouwringen aan één vinger. Ik veronderstel dat hij zijn vrouw verloren heeft in een tragisch verkeersongeluk. Zegt om de drie kwartier wel eens een (volledige) zin om daarna weer een uur in stilte te vervallen.

  • collega 2: vertoont naast zijn naam wel nog meer gelijkenissen met de collega hierboven. Sketchy figuur. Ik verdenk hem er dan ook van stiekem (veel) op te kijken naar zijn collega. Stinkt uit zijn bek, en lijkt het nog te beseffen ook. Benieuwd of hij er morgen iets aan zal doen.

  • collega 3: van vreemde origine (ik gok Marokkaanse afkomst). Spreekt enkel Frans, maar volgens mij vergissen we ons allemaal en kan die jongen heel goed Nederlands. Coole typ, veel potentieel, maar ’t komt er precies niet uit. Nuja, wat wil je ook met zo’n kutjob.

  • collega 4: Maximaal twee of drie jaar ouder dan ik. Speelt met alle plezier de baas (ondanks zijn leeftijd) en zadelt me op met werkjes die hij normaal moet doen. Aarzelt ook niet om me uit te lachen als ik niet direct in zijn ‘routine’ val.

Enfin, tot zover de eerste kennismakingen. Al een chance dat mijn baas nog een lekker ding is, dat verzacht het leed wetende dat ik bij Proximus geen armspieren zou moeten gebruiken waarvan ik het bestaan niet eens wist.

noot: na een klacht over de inhoud van en het woordgebruik in deze post wil ik benadrukken dat alles met een nodige korrel zout opgevat moet worden. Voor meer info kan je hier terecht.